Thema's

Werk en Inkomen

Inkomens en ontwikkeling

Het percentage huishoudens met een laag inkomen (onder de lage-inkomensgrens, met kans op armoede) daalt al een aantal jaren, een trend die in 2022 nog versterkt is: het aandeel huishoudens met een laag inkomen bedraagt nog geen 7% in Nijmegen. De daling van 2022 is vooral het effect van financiële overheidssteun rond de energiecrisis en inflatie.
De Nijmegenaren zelf tonen zich in de Burgerpeilingen (2023) wat minder positief over hun financiële situatie dan in 2021. Toch zijn de scores nog steeds goed: (slechts) 5% noemt hun financiële situatie slecht, veel meer mensen zien vooruitgang dan achteruitgang.

Besteedbaar inkomen in Nijmegen relatief laag door huishoudenssamenstelling

In Nijmegen zijn er, gekeken naar het besteedbaar inkomen, meer huishoudens in de lagere inkomensklassen en minder in de hoge klassen dan landelijk gemiddeld. Dat is in de onderstaande figuur te zien.
In heel Nederland heeft, logischerwijze, 20% van de huishoudens een besteedbaar inkomen waarmee ze tot de armste 20% van Nederland behoort. In Nijmegen valt meer dan een kwart van de huishoudens in deze inkomensklasse.
Aan de bovenkant van de inkomensverdeling zie je dat ongeveer 17% een van Nijmeegse huishoudens een inkomen heeft waarmee ze tot de rijkste 20% van Nederland behoort. In absolute cijfers gaat het dan om zo'n 14.000 huishoudens.

Figuur: Besteedbaar inkomen van huishoudens (inkomen na betaling van belasting, premies sociale en ziektekostenverzekering en inkomensoverdracht), naar Nederlandse 20% klasse. Bron: CBS/IIV, peiljaar 2022, voorlopige cijfers.

De ongunstigere inkomenspositie in Nijmegen is deels te verklaren vanuit de samenstelling van huishoudens en bevolking: het besteedbaar inkomen van meerpersoonshuishoudens is 2 tot 3 keer zo hoog als dat van alleenstaanden. Dit geldt zowel voor Nederland als geheel als voor Nijmegen. En omdat er in Nijmegen meer alleenstaanden wonen dan gemiddeld in Nederland is het gemiddelde huishoudensinkomen er lager.


Figuur: Gemiddeld besteedbaar inkomen (*1000 euro) per huishoudenstype. Bron: CBS/IIV, peiljaar 2022, voorlopige cijfers.

Afgezien van de 2-persoonshuishoudens is in ieder huishoudenstype  het besteedbaar inkomen in Nijmegen lager dan in Nederland. Rekening houdend met de huishoudensverdeling in Nijmegen (standaardisatie) ligt het inkomensniveau hier zo'n 8% onder het landelijke niveau.
Houd je geen rekening met de verschillen in huishoudenssamenstelling dan is het verschil veel groter (bijna 20%). Het afgelopen jaar is het verschil tussen de besteedbare inkomens in Nijmegen en Nederland iets groter geworden.

Verschillende inkomensgrenzen

Om te bepalen welk inkomen je laag vindt zijn vele grenzen mogelijk, die gemeentelijk, maar ook bij het CBS en het SCP, naast elkaar gehanteerd worden:

  • De lage inkomensgrens.
    De lage inkomensgrens is de geïndexeerde bijstandsuitkering uit 1979, het jaar dat de bijstandsuitkering relatief het hoogst was. Deze grens wordt vaak in landelijke vergelijkingen en analyses gebruikt en wordt ook wel de armoedegrens genoemd.
  • Tot 110% van het sociaal minimum.
    Als het sociaal minimum gelden de actuele bijstands- en AOW-uitkeringen. De grens 110% van het sociaal minimum werd altijd veel gebruikt in het (Nijmeegse) armoedebeleid.
  • Tot 130% van het sociaal minimum.
    In het Nijmeegse armoedebeleid wordt ook de grens 130% van het sociaal minimum . Bij steeds meer regelingen geldt deze grens als toelatingscriterium.
  • Tot 140% van het sociaal minimum.
    En recent is voor sommige regelingen de grens tot 140% verhoogd, of wordt voorgesteld deze grens te gaan hanteren.

In de onderstaande tabel worden de groepen huishoudens volgens deze vier definities vergeleken.

Figuur: Particuliere huishoudens in Nijmegen naar inkomen, 2022. Bron: IIV CBS, voorlopige cijfers.

Afhankelijk van de gekozen grens heeft 7% tot 23% van de Nijmeegse particuliere huishoudens een laag inkomen. Bij het verruimen van de grenzen komen er relatief wat meer ouderen en wat meer huishoudens met inkomen uit pensioen/AOW bij de groep arme huishoudens.

Aandeel huishoudens onder lage inkomensgrens daalt sterk in 2022

In de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek houdt het CBS onder andere bij hoeveel huishoudens een laag inkomen hebben (inkomen onder de lage-inkomensgrens, met kans op armoede; afgeleid van bijstandsniveau 1979, geïndexeerd), en voor hoeveel van deze huishoudens dat langdurig het geval is. In Nijmegen had in 2022 bijna 7% van de huishoudens zo’n inkomen onder de lage inkomensgrens, ruim boven het landelijk gemiddelde van 4,4%. Zowel in Nijmegen als in Nederland is het aandeel mensen met een laag inkomen sterk gedaald. Dit is het effect van de inkomensmaatregelen die landelijk en lokaal genomen werden om de gevolgen van de energiecrisis en inflatie te verzachten, zoals de verhoging van het minimumloon en de uitkeringen en de energietoeslag.
Het aandeel huishoudens dat langdurig (minimaal 4 jaar) een inkomen onder de lage inkomensgrens heeft is in de jaren 2014-2016 gestegen, een ontwikkeling die tegengesteld was aan de daling van het totaal aandeel huishoudens met een laag inkomen in deze periode. De laatste paar jaar volgt de ontwikkeling van het aandeel langdurig met een laag inkomen dat van het totaal aantal huishoudens met een laag inkomen: dalend in Nijmegen en Nederland.
In Nijmegen geldt voor bijna de helft van de huishoudens met een inkomen onder de lage inkomensgrens dat zij al langdurig in deze situatie zitten.

Figuur: Aandeel met een (langdurig) laag inkomen. Bron: CBS IIV-statistiek.

Hoewel het aandeel huishoudens onder de lage inkomensgrens in Nijmegen veel hoger is dan het landelijk gemiddelde, is het verschil met de kennissteden veel kleiner.

Wanneer je de ruim 350 Nederlandse gemeenten op volgorde van aandeel huishoudens met een laag inkomen zet, staat Nijmegen op plaats 5/6.

Figuur: Aandeel lage inkomens in Nijmegen en overige kennissteden. Bron CBS IIV-statistiek, peiljaar 2022.

In 2022 is de positie van Nijmegen op de ranglijst wat verslechterd (van 9 in 2021 naar 5/6). Dit jaar heeft het CBS voor het eerst lokale regelingen rond de Energietoeslag meegerekend in de inkomenscijfers. Normaal gesproken worden lokale regelingen niet meegenomen. Kleine verschillen in regelingen tussen gemeenten kunnen er dan voor zorgen dat meer of minder huishoudens net aan de andere kant van de inkomensgrens terecht komen.

Alleenstaanden, 1-oudergezinnen en huishoudens met een migratieachtergrond hebben relatief vaak een laag inkomen

Binnen het Nijmeegse armoedebeleid is de grens "130% van het sociaal minimum" belangrijk, waarbij het sociaal minimum min of meer gelijk staat aan een bijstandsuitkering. In 2022 viel 20% van de Nijmeegse huishoudens, in absolute cijfers 16.600 huishoudens, in deze categorie.

Figuur: Aantal huishoudens (exclusief studenten) en personen met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum, peiljaar 2022, voorlopige cijfers. Bron: CBS/IIV.

Onder 1-oudergezinnen en alleenstaanden is het aandeel met zo'n laag inkomen het grootst: rond 30% van deze huishoudens zit onder de 130% grens. In absolute cijfers zijn het vooral alleenstaanden die de samenstelling van deze inkomensgroep bepalen: ruim 12.000 huishoudens.

Naar leeftijd bekeken valt op dat het aandeel lage inkomens bij jongeren het hoogst is. Omdat er echter maar weinig niet-studentenhuishoudens onder 25 jaar zijn, is het absolute aantal niet zo hoog (1.000). In de leeftijdsklasse 25-45 is het aandeel met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum het laagst.

Het allerhoogst is het aandeel huishoudens met een inkomen tot 130% bij de huishoudens die in het buitenland zijn geboren: 36% van zulke huishoudens hebben een inkomen onder deze grens.

Van wijk tot wijk zijn er in Nijmegen flinke inkomensverschillen. In veel wijken in Oost en Noord ligt het aandeel lage inkomens ruim onder het gemiddelde. Daartegenover staan wijken waar rond of boven 30% van de huishoudens zo'n laag inkomen heeft: sommige wijken in Dukenburg, Hatert en Nijeveld.


Figuur: Aandeel huishoudens (excl. studenten) met inkomen tot 130% sociaal minimum. Bron: CBS/IIV, peiljaar 2022, voorlopige cijfers.

Werkende armen in Nijmegen

Bij de bijna17.000 huishoudens in Nijmegen die een inkomen onder de 130% van het sociaal minimum hebben gaat het vooral om huishoudens die leven van een uitkering, met name bijstands- en AOW-uitkeringen. Maar in 20% van de gevallen, zo'n 3200 huishoudens, is werk de voornaamste inkomensbron.

Figuur: Belangrijkste inkomensbron van Nijmeegse huishoudens met een inkomen tot 130% van het Sociaal Minimum. Bron CBS/IIV, peiljaar 2022.

Ongeveer een kwart van die werkende armen is ZZP-er. De rest werkt in loondienst.

In Nijmegen zijn er veel meer huishoudens met een inkomen uit loondienst (meer dan 46.000) dan huishoudens met een hoofdinkomen uit ZZP-schap (ongeveer 7.000). Binnen de eigen groep gezien is het aandeel ZZP-ers met een inkomen tot 130% van het Sociaal minimum 13%. Duidelijk hoger dan bij huishoudens waar inkomen uit loondienst de belangrijkste inkomensbron is: 5%.
Maar bij gepensioneerden en vooral mensen met een uitkering zijn de aandelen huishoudens tot 130% van het sociaal minimum nog veel hoger.

Figuur: Inkomenshoogte Nijmeegse huishoudens naar inkomensbron. Bron: CBS/IIV peiljaar 2022.

In 2023 eind aan lange periode van steeds positievere waardering van inkomenssituatie door Nijmeegse huishoudens

In de Burgerpeiling 2023 hebben de inwoners van Nijmegen aangegeven hoe zij hun inkomen ervaren: vinden ze het hoog of laag, is hun financiële situatie goed of slecht?

Figuur: Waardering financiële situatie door Nijmeegse huishoudens, naar zelf getypeerde inkomensklasse. Bron: Burgerpeiling 2023.

In totaal vindt 5% van de 77.500 Nijmeegse zelfstandige huishoudens dat hun financiële situatie slecht is. Dat gebeurt natuurlijk vooral bij huishoudens die een laag inkomen hebben. Zo'n 14.000 van de huishoudens vinden zichzelf tot de lagere inkomensgroepen behoren. Voor 20% van hen geldt dat zij hun financiële situatie als "slecht" typeren. De rest, zo'n 11.000 huishoudens, kan zich ondanks het lage inkomen redelijk tot goed redden. Onder huishoudens met een gemiddeld inkomen is er nog een heel kleine groep die zegt in een slechte financiële situatie te verkeren.

Jarenlang zijn de Nijmeegse huishoudens steeds positiever over hun financiële situatie gaan oordelen. In 2013, nog volop in de "Grote Recessie", vond bijna 40% van de huishoudens dat hun financiële situatie er de twee voorgaande jaren op achteruitgegaan was. Dat aandeel is flink gezakt: via een kwart in 2015, 20% in 2017, 17% in 2019 naar 15% in 2021. Bovendien is in die periode de groep die zegt erop vooruit te zijn gegaan steeds groter geworden. In 2021 is de groep die vindt vooruitgegaan te zijn tweemaal zo groot als de groep die achteruit is gegaan, omgekeerd aan de situatie in 2013.
Ook het aandeel huishoudens dat vindt dat hun financiële situatie slecht is sinds 2013 continu gedaald.
Maar in de Burgerpeiling van 2023 komt een eind aan deze positieve ontwikkeling. Hoewel de scores nog steeds tot de gunstigste van de afgelopen 10 jaar behoren zijn er meer mensen dan 2 jaar geleden die vinden dat hun financiele situatie achteruit gegaan is/slecht is en minder die vinden dat ze erop vooruit zijn gegaan.


Figuur: Beoordeling financiële situatie. Bron: Burgerpeiling 2013-2023.

In 2022 zijn er veel veranderingen geweest, vooral op het gebied van kosten van levensonderhoud. De inflatie was, voor het eerst in lange tijd, hoog. De sterk gestegen energiekosten hebben daar een belangrijke bijdrage in.
Als reactie op deze kostenstijging zijn vanaf 1 januari 2023 het minimumloon en uitkeringen met 10% verhoogd door de rijksoverheid en zijn huishoudens met een laag inkomen door de energietoeslag geholpen.

 

Deze pagina is gebouwd op 05/23/2024 14:29:19 met de export van 05/23/2024 14:24:54